DUTCH: Samenwerken om bijvangst te verminderen: wat is het perspectief?

Pelagic Fisheries

In the European CIBBRiNA project, fishers, scientists, policymakers and nature organisations are actively working together to minimise bycatch of Endangered, Threatened and Protected species. Merel den Held of the North Sea Foundation and Niels Hintzen of the PFA engaged in a dialogue to communicate the different perspectives and emphasise the importance of cooperation.

* The interview below is in Dutch but will soon be available in English.

 

Gesprek over bijvangst en het CIBBRiNA-project

Zelden is het debat over natuurbehoud en visserij vrij van polarisatie, maar in het Europese project CIBBRiNA zoeken vissers, wetenschappers, beleidsmakers en natuurorganisaties juist nadrukkelijk de samenwerking. In stilte werken zij aan praktische oplossingen om de incidentele bijvangst van beschermde en bedreigde diersoorten in zee te verminderen. Niet vanuit ideologische loopgraven, maar in de gezamenlijke overtuiging dat je wilt werken naar geen enkele bijvangst. “De échte winst,” zegt Niels Hintzen, wetenschapper bij de Pelagic Freezer Trawler Association (PFA), “is als een schipper oprecht zegt: er was nul bijvangst deze reis.”

 

Merel den Held (Stichting De Noordzee, Projectleider Natuur & Duurzame Visserij):
Het CIBBRiNA-project is een samenwerking tussen dertien landen, waarin overheden, wetenschap, visserij en natuurorganisaties samenwerken. Stichting De Noordzee vertegenwoordigt in het project de stem van de natuur. CIBBRiNA loopt zes jaar en telt 45 partners, plus een stakeholder board met 35 leden.

In acht Case Studies in visserijen door heel Europa ontwikkelen we technieken om bijvangst van beschermde en bedreigde soorten te verminderen en we werken aan implementatie van deze technieken door middel van het opstellen van beleidsadvies. Daarin is het superbelangrijk dat de oplossingen niet alleen in theorie werken, maar ook praktisch en financieel uitvoerbaar zijn aan boord van de vissersboten.

 

Niels Hintzen (Chief Science Officer bij de Pelagic Freezer Trawler Association):
Voor ons is dit project een hulpmiddel om op een efficiëntere manier te kunnen werken aan het verminderen van bijvangst. Incidentele bijvangst is niet nieuw, het speelt al jaren en het is een probleem dat we niet zomaar oplossen. Dankzij een project als CIBBRiNA kunnen we meer expertise inroepen en mobiliseren, wat de effectiviteit ten goede komt.

Wij hebben een formele rol in de Case Study die gaat over de pelagische visserij. Daar werken we samen met Ierse, Deense en Schotse partners. We vissen allemaal op haring en makreel, en hebben waarschijnlijk allemaal vergelijkbare incidentele bijvangsten die we willen verminderen.

 

Wat is bijvangst?

Niels:
Bijvangst is in het Nederlands een wat onduidelijke term. Je hebt bijvangst van marktwaardige vis, maar van een soort anders dan de soort die je wilde vangen, die alsnog verkocht en opgegeten wordt. Ook is er bijvangst van dieren die niet voor consumptie bedoeld zijn en in een aantal gevallen ook een beschermde status hebben. Op die bijvangst richten we ons in het CIBBRiNA project.

 

Merel:
In een andere context wordt bijvangst gezien als een leuk extraatje, maar in deze situatie willen we bijvangst absoluut voorkomen. Want bijvangst van beschermde dieren is voor vissers vaak net zo ongewenst als voor de dieren zelf.

De bijvangst waarom het in dit project gaat noemen we, ook weer in het Engels, “Endangered, Threathened and Protected Species”. In het Nederlands zeggen we “beschermde en bedreigde dieren”.  Als je vist is dat meestal op één doelsoort, in de pelagische visserij bijvoorbeeld haring. Er kunnen dan onbedoeld zeehonden of zeevogels in de netten terecht komen. Zonder een technische aanpassing in het visnet, leidt dat meestal tot de dood van die bijgevangen dieren.

 

Waarom krijgen beschermde soorten extra aandacht?

Merel:
Beschermde soorten zijn vaak langlevend en planten zich pas laat in hun leven voort. Bijvangst kan dus al sneller een negatieve impact hebben op de populatie en daarmee het ecosysteem. In een marien voedselweb heeft iedere soort zijn eigen functie. Je wilt dus absoluut voorkomen dat er een schakel wegvalt.

 

Niels:
Precies. De visserijdruk die langlevende soorten kunnen verdragen op lange termijn is daarom veel lager. Die is niet nul, maar wel veel lager. Bijvangst kán grote ecologische gevolgen hebben. Toch moet je ook daar naar de beschermde status kijken. Voor sommige haaiensoorten is door ICES, de internationale organisatie die onderzoek doet en advies geeft over het duurzaam gebruik van de zee, een vangstquotum opgesteld. Daar kun je dus in bepaalde mate duurzaam op vissen, zonder dat dit het voortbestaan van de soort onder druk zet. Er zijn ook langlevende soorten die ernstig bedreigd zijn. Die vragen om een andere aanpak.

 

Hoe bepaal je wat “te veel” bijvangst is?

Niels:
Wat mij betreft, wordt die grens in principe bepaald door de wetenschap. ICES, geeft jaarlijks voor veel beschermde soorten advies over de maximaal duurzame vangst  aan de hand van trends die ze zien.

 

Merel:
Voor mij is elk onbedoeld gevangen individu er één te veel, dat is de basis.  Tegelijkertijd zijn we realistisch: bijvangst is soms onvermijdelijk als je wilt oogsten uit de zee. Daarom is het echt belangrijk dat we samen gaan kijken naar hoe je dat zoveel mogelijk voorkomt, hoe je dat minimaliseert. Maar dat is nog helemaal niet zo eenvoudig, want het bijvangstprobleem is echt complex. Niet in de laatste plaats omdat er nog veel onbekend is over de dieren waar het om gaat.

 

Niels:

En ik denk dat onze visie daarop eigenlijk niet verschilt. Ieder individu dat je incidenteel bijvangt, dient geen enkel doel. En inderdaad, de nuance, die juist heel belangrijk is hier, zit hem in de trade-off die je hebt. Er zijn ook doelen ten aanzien van voedselzekerheid en verminderen van CO2 uitstoot die het doel van het verminderen van de incidentele bijvangst kunnen tegenwerken doordat je bijvoorbeeld verder moet stomen.

 

Wat weten we over de omvang van bijvangst?

Niels:
ICES publiceert cijfers gebaseerd op waarnemersreizen. Er gaan jaarlijks waarnemers mee op schepen, en die data is openbaar. Daarnaast houden vissers logboeken bij waarin de vangsten worden geregistreerd.

 

Merel:
Voelen vissers zich vrij genoeg om daadwerkelijk ook op te schrijven wat er bijgevangen is?

 

Niels:
Er is wetgeving die logboekrapportages verplicht stelt, daar moeten vissers zich aan houden. Natuurlijk zijn ze daar niet altijd blij mee. Het is denk ik geen geheim dat deze schepen onder een hoop negatieve aandacht van bepaalde NGO’s staan waarin feiten over de visserij nauwelijks een rol spelen. Incidentele bijvangst is per definitie een negatieve kant van visserij. Een visser is er niet happig op om gegevens te delen die uit context gebruikt worden om de visserij in een kwaad daglicht te stellen. Maar betekent dat dan dat ze zich niet aan de regels houden? Nee. Er zijn onafhankelijke visserijwaarnemers die meegaan aan boord en daar ongestoord hun werk kunnen doen. En de logboeken worden gewoon ingevuld, zoals het hoort.

 

Op welke manieren is bijvangst te voorkomen?

Merel:

Er zijn veel ideeën om bijvangst te voorkomen of te vermijden. Wanneer, waar en hoe je vist, het maakt allemaal uit.

 

Niels:

Europees gezien is er bijvoorbeeld een tijdelijke sluiting van de Golf van Biscaje ingesteld voor visserij, overigens vissen PFA schepen daar nauwelijks. Dat leidde tot minder gestrande dolfijnen. Waar ik zelf aan probeer te werken met schippers, is bijvoorbeeld het ontwijken van ‘hotspots’. Als er op een bepaald moment in een specifiek visgebied ongewenste bijvangst in de netten aangetroffen wordt, ga daar dan niet heen en deel die informatie met andere vissers.

 

Merel:

En daarnaast, en daar zetten we met z’n allen in CIBBRiNA ook volop op in, heb je technische innovaties, maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de beschermde en bedreigde dieren de netten niet inkomen. Of, mochten ze er toch inkomen, dat ze een manier hebben om er ook weer uit te komen.

 

Niels:

Een voorbeeld van een technische maatregel is een zeehondengrid in een net: een soort rooster waardoor grote dieren kunnen ontsnappen.

Of akoestische pingers (‘fluitjes’) die dolfijnen met een geluidssignaal op afstand houden. We experimenteren ook met nieuwe ontsnappingspanelen, en zetten camera’s in de netten om het gedrag van dieren te begrijpen en te kijken of netaanpassingen goed werken. Het is veel trial and error.

 

Merel:

En dan maakt gedrag van dieren het soms extra complex. Dolfijnen zijn slimme dieren. Die geluidssignalen worden in sommige gevallen dan ook opgevat als ‘etensbel’. Dolfijnen komen dan juist op de netten af als ze het geluid van de pingers horen, omdat ze weten dat ze daar makkelijk kunnen snacken.

Niels:
Klopt. Daarom gebruiken wij ook pingers met wisselde geluidsfrequentie, waardoor dolfijnen bewezen op afstand blijven. En dan zijn er inderdaad ook nog veel soorten waarvan we sowieso te weinig afweten, die we niet eens goed kunnen herkennen. Over het gedrag van bijvangstsoorten, vooral haaien, is erg weinig bekend. En de bijvangst ervan is erg incidenteel. Twee schepen kunnen naast elkaar varen, de een vangt een individu bij, de ander niet. Dat maakt het lastig om hotspots te voorspellen.

Wat kunnen we realistisch verwachten?

Niels:
We blijven experimenteren. We testen allerlei technieken, van ontsnappingspanelen tot haaienverschrikkers (shark guards) en camera’s. En we delen ervaringen tussen schippers. Belangrijk is dat innovatie wordt gedeeld, en niet als concurrentievoordeel wordt gezien.

 

Merel:
Ik denk dat je meerdere methodes moet gaan combineren. Het draait om de praktische uitvoerbaarheid, niet om oplossingen die alleen op papier werken. Technische oplossingen én meer te weten komen over de bedreigde dieren én over het gedrag van vissers en vistuigen én tijdelijke sluitingen van hotspots van bijvangst. Ja die zullen uiteindelijk de bijvangst nog verder moeten verminderen.

Wat maakt samenwerking effectief?

Merel:
Elkaar regelmatig spreken, zoals in onze maandelijkse werkpakket vergadering, waarin vertegenwoordigers uit de visserij, NGO’s, wetenschap en beleid samen werken aan de voortgang van het project. Je bouwt op die manier vertrouwen op en benut elkaars perspectieven.

 

Niels:
We moeten elkaars blinde vlekken durven benoemen. Niet aan de zijlijn roepen wat fout gaat, maar samenwerken aan oplossingen. En vertrouwen dat elkaars intenties goed zijn.

 

Tot slot: vooruitkijken

 

Merel:
Over vier jaar hoop ik dat we daadwerkelijk samen verder zijn gekomen in het verminderen van bijvangst. Dat we impact hebben gemaakt en oplossingen hebben geïmplementeerd.

 

Niels:
Voor mij en voor ons onderzoeksprogramma dat we draaien binnen de PFA is de stip op de horizon een duurzame visserij met een minimale ecologische impact. En bijvangst is daar een belangrijk onderdeel van. Een schipper waarvan ik te horen krijg dat er nul bijvangst was, dat draagt bij aan een geslaagd project.

Voor de samenwerking tussen de Nederlandse partners in dit project hoop ik dat we een constructieve, op feiten gebaseerde discussie kunnen hebben waarbij we elkaar kunnen vertrouwen. Waarin ook vissers zich gehoord voelen en natuurorganisaties begrijpen wat er echt gebeurt.

 

Merel:
Ik hoop dat we tegen die tijd een vervolg van dit gesprek kunnen hebben en kijken hoe we er dan voor staan.

 

Niels:

En het liefste zou ik willen dat aan het einde van het project de relatie tussen NGO’s en de visserij verbeterd is, dat we elkaar beter begrijpen en elkaar helpen om visserij en beheer beter te maken.


Date Posted: 27th June 2025

We use third-party cookies to personalise content and analyse site traffic.

Learn more